Voor één keer laten we in deze rubriek een vrouw aan het woord die geen ondernemer is. een gerechtvaardigde uitzondering, want a) zij had wel jarenlang een eigen bedrijf en b) zij is aangetreden als eerste vrouwelijke wethouder sinds de vorming van de fusiegemeente in 2014. We hebben het natuurlijk over Anouk Noordermeer, die sinds mei het Alphense college versterkt. Gaan we nog iets van haar ondernemende eigenschappen terugzien, nu zij de bestuurlijke arena heeft verkozen boven haar bedrijf?
Naam: Anouk Noordermeer
Functie: Wethouder
Bouwjaar: 1979
Gek op: Vincent en onze kinderen
Tekst: Esther Daniëls. Fotografie: Marius Roos.
Zodra de koffie op tafel staat, gooit Anouk Noordermeer meteen de knuppel in het hoenderhok: “Eén ding, ik heb niet zoveel met dat glazen plafond, waar in deze rubriek wel vaker over wordt gerept. Als je ergens heen wilt, dan heb je drie dingen nodig om daar te komen: ambitie, doorzettingsvermogen en een zekere mate van geluk. Je bent namelijk ook afhankelijk van mensen die je willen supporten, die een mentor voor je willen zijn, en in mijn ervaring zijn het juist vrouwen die elkaar dat niet altijd gunnen. Zelf ben ik daar echt alert op, door mensen die goed zijn niet als een bedreiging te zien, maar juist ruimte te geven.”
In jouw woorden weerklinkt het adagium van de VVD, de partij die woorden als maakbaarheid en zelfredzaamheid hoog in het vaandel voert. Ben jij een typische VVD’er?
Noordermeer lacht: “Nou, ik weet niet eens of die bestaat, maar ik sta wel pal achter het gedachtengoed van mijn partij en van onze achterban. Tegelijkertijd heb ik een atypische achtergrond, omdat ik mijn hele werkzame leven in het sociale domein heb doorgebracht. Ik ben begonnen als bedrijfsmaatschappelijk werker, onder meer voor de politie, en langzamerhand kreeg ik steeds meer thematische projecten onder mijn hoede. Daar zag ik hoe sommige processen anders en beter georganiseerd konden worden. Mijn aandacht verschoof van individuele hulpverlening naar samenlevingsvraagstukken, omdat ik daarmee voor een grotere groep iets kon betekenen. Met mijn adviesbureau ben ik me gaan focussen op de inrichting van bedrijfsprocessen, met voornamelijk overheden als klant. Denk aan thema’s als het wegwerken van de Wmo-achterstanden, de hulpverlening aan dak- en thuislozen en het capaciteitsvraagstuk bij de politie. Die laatste klus heb ik met pijn in mijn hart moeten neerleggen toen ik wethouder werd, en dat knaagt nog steeds een beetje aan me.”
Hoe ben je eigenlijk in de lokale politiek verzeild geraakt?
“Jaren geleden las ik dat Laetitia Griffith, destijds kamerlid voor de VVD, een bezoek zou brengen aan Alphen aan den Rijn. Ik wilde graag naar die bijeenkomst, maar ik redde het toen niet. Toch bleef iets mij roepen, en in 2017 gaf ik daar eindelijk gehoor aan toen ik gevraagd werd als lijstvulling voor de VVD. Er volgde een uitgebreide toetsing en tot mijn verrassing werd ik gepolst voor de rol van lijsttrekker. Dat moest ik thuis wel even overleggen, maar mijn man Vincent gaf me meteen alle ruimte om dit te doen. Toen ik als fractievoorzitter voor de VVD in de gemeenteraad kwam, had ik eerlijk gezegd weinig inzicht in wat een wethouder nu eigenlijk doet. De politiek was een neven- functie die ik met name in de avonduren vervulde, en ik heb me echt afgevraagd of ik als wethouder wel genoeg te doen zou hebben, aangezien ik mijn bedrijf moest opgeven. Daar moet ik achteraf hard om lachen, want mijn agenda zit bomvol en ik ben vaak weg van huis.”
Een echtgenoot die jou meteen alle ruimte gaf: daar ben ik dan toch nieuwsgierig naar.
“Mijn man Vincent is echt geweldig. Hij is rond zijn dertigste arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van een openhartoperatie waarbij fouten zijn gemaakt. Toen we weken later het ziekenhuis uit liepen, wisten we dat we een streep moesten zetten onder het leven dat we hadden gekend, en ook onder de toekomst zoals we die ons hadden voorgesteld. Gelukkig kregen we nog drie lieve en gezonde kinderen, voor wie hij grotendeels zorgt. Soms wordt daar nog steeds meewarig op gereageerd, alsof het onnatuurlijk of oninteressant is om als huisman door het leven te gaan. Dat taboe moet nu maar eens afgelopen zijn, vind ik. We hebben veel met elkaar meegemaakt en het is echt niet altijd gemakkelijk geweest, maar dit is onze balans en daar dragen we allebei evenveel aan bij.”
In hoeverre heeft die ervaring jou gevormd?
“Als er iets naars gebeurt, hebben mensen vaak de neiging om dingen over te nemen, om voor jou te gaan denken. Daar ben ik eerlijk gezegd allergisch voor, omdat je daarmee de zuurstof weghaalt om tot eigen oplossingen te komen. Ik vind het ontzettend belangrijk dat we mensen in hun menswaardigheid blijven zien. We hebben er geen recht op dat alles altijd maar goed blijft gaan, dat heeft ook niemand ons beloofd. Ik heb bijvoorbeeld gewerkt in de vrouwenopvang en in de dak- en thuislozenzorg, en geloof me, iedereen kan in zo’n positie terechtkomen. Maar zelfs als je in de diepste problemen zit, kun je deel uitmaken van de oplossing, simpelweg omdat anderen dat niet voor je kunnen doen. Ik hecht veel belang aan sociale rechtvaardigheid, maar die gaat gepaard met rechten en plichten. Mensen die niet mee kunnen komen, moeten we helpen, maar blijf ze vooral ook aanspreken op wat zij kunnen. Iedereen heeft het recht om weer trots te zijn op zichzelf.”
Wat is jouw inbreng in dit college?
“Passie en energie, ja, ik denk het wel. Ik ben ook behoorlijk standvastig. Een ander zou het misschien koppig noemen, maar ik heb genoeg humor om mezelf te relativeren. Soms mis ik dat een beetje in de samenleving. Er liggen zeker serieuze problemen op ons bord, maar die worden meteen ook een crisis: de energiecrisis, de stikstofcrisis, de klimaatcrisis... Bij gebrek aan landelijke daadkracht wil je ervoor zorgen dat je er lokaal bent. Want uiteindelijk gaat het om de bakker op de hoek die zijn brood niet kan bakken, of de zieke die thuis zonder verwarming zit, of de boodschappen die niet meer voor een normale prijs gekocht kunnen worden. Het zijn dit soort basisbehoeften die we in onze eigen leefomgeving moeten oppakken, door met elkaar in contact te blijven en elkaar te helpen. Dit college heeft zich daarom nadrukkelijk voorgenomen om vooral te doen, en niet alleen te onderzoeken. Daarom ben ik ook zo blij dat de Greenport tot mijn portefeuille behoort. Daar ontmoet ik de ondernemers die niet afwachten, maar meebewegen met de wereld. Mensen die kansen zien, risico’s durven nemen en daar vervolgens niet over zeuren. Dat is echt mijn bloedgroep. Maandag bellen, dinsdag de juiste mensen bij elkaar en woensdag is het geregeld. Daar hou ik van.”
U moet Inloggen om te reageren